Amnesty Leiden
amnestyleiden@gmail.com

  

Foto: Nadia Jemaa

 

Maandag 12 januari 2015 vertoonde Movies That Matter de hartverscheurende speelfilm Siddharth van regisseur Richie Mehta (bekend van Amal). De analfabete Mahendra Saini repareert op straat ritsen van tassen, rugzakken en broeken. Als de zaken tegenzitten, gaat hij in op het verzoek van zijn zwager om Siddharth, zijn twaalfjarige zoon, te laten werken in de fabriek van een achterneef.

 

Wanneer Siddharth een maand later niet terugkeert voor het Diwali-feest beginnen Mahendra en zijn echtgenote Suman zich zorgen te maken. Na het inwinnen van inlichtingen en contact met de politie vermoeden ze zelfs dat Siddharth is ontvoerd door mensensmokkelaars. Zonder geld en connecties reist Mahendra eerst naar de fabriek van de achterneef en dan, na tips in de fabriek ontvangen, naar Mumbai, zijn familie diep in de schulden stekend, in de (wan)hoop Siddharth te vinden.

 

Na afloop spraken Sofie Ovaa, internationaal coördinator van de campagne 'Stop Child Labour', en Gerard Oonk, directeur van de Landelijke India Werkgroep (LIW) over onderwerpen in de film. Beiden bleken in eerste instantie geraakt door de persoonlijke tragedie door de film verbeeld, die model kon staan voor andere gevallen waarmee ze beroepshalve te maken krijgen en die in rapporten soms op geaggregeerd niveau behandeld worden.

 

Oonk zei desgevraagd niet precies te weten hoe hoog bestrijding van kidnapping van kinderen en de ermee verbonden criminaliteit - kinderarbeid in prostitutie of elders, gebruik van kinderen in de orgaanhandel - op de politieke agenda in India staat, maar zeker niet hoog genoeg. Dat geldt in het bijzonder voor kinderen uit bevolkingsgroepen van geringe status - zoals de Dalits ('kastelozen') en slumbewoners.

 

Iemand uit de zaal vroeg of, met de toenemende welvaart van India, de opsporing en opvang (ook van weggelopen en dak- en thuisloze kinderen, in de film te zien) over tien jaar wellicht beter geregeld zou zijn. Oonk was er niet gerust op. De empathie van de nieuwe middenklasse is niet vanzelfsprekend groot. Men lijkt op dit moment allereerst vervuld van de eigen pas verworven materiële welvaart.

 

 

Anders dan men op basis van de film denken kunnen zou, heeft het merendeel van kinderarbeid niets te maken met ontvoering. Het bestaat uit werk in de landbouw en thuiswerk. Ook worden meisjes wel als dienstmeisje aangeboden aan rijkere families. In een recent onderzoek van het LIW en SOMO blijkt in de textielsector een subtielere vorm van ontvoering plaats te vinden. Jonge meisjes (15 jaar en ouder) wordt een fatsoenlijke baan voorgespiegeld. In werkelijkheid is het slavenarbeid en hun verblijfsoord een halve gevangenis.

 

De film toont zowel een warm als koud gezicht van India. Naaste familie en collega's van Mahendra zijn zeer betrokken en helpen binnen hun mogelijkheden, maar bijvoorbeeld de achterneef annex fabriekseigenaar reageert: 'Als je Siddharth niet vindt, maak je toch een nieuwe?'. Oonk herkende beide gezichten. Eenmaal met je bevriend, kunnen Indiërs zeer warm en hartelijk zijn. Maar, zoals iedere toerist weet, kunnen ze ook hard zijn. Hard is vaak ook de omgang met mensen lager in status door mensen die zich, via het kastesysteem, hiërarchisch hoger weten of wanen.

 

Ovaa voorzag niet op korte termijn dat hardwerkende mensen als Mahendra in hun levensonderhoud en dat van hun gezin zouden kunnen voorzien, door maatregelen van de overheid of anderszins. De stedelijke informele sector, waarin Mahendra werkzaam is, is erg moeilijk te reguleren en iets als een sociaal vangnet van overheidswege is niet in de maak. Toch vond Ovaa het veel door arme Indiërs (onder wie Mahendra) en ook wel door westerlingen gebruikte argument dat de armoe mensen ertoe drijft hun kinderen te laten werken niet overtuigend en lichtte dit toe (zie de bijlage of deze link voor meer informatie).

 

Landelijke India Werkgroep en Hivos zijn, samen met vier andere organisaties, lid van de coalitie 'Stop Kinderarbeid'. Oonk en Ovaa lichtten om beurten toe hoe zij, door actie op diverse fronten, proberen kinderarbeid terug te dringen. Het werk wordt vooral gedaan door partnerorganisaties in India (en Afrika), die ernaar streven bepaalde gebieden kinderarbeidvrij te maken. Ook bedrijven die in India producten laten maken, zoals schoenen en kleding, worden aangesproken -zowel Nederlandse bedrijven als daar buiten. Tot slot is er de consument. Ook kan door zorgvuldig winkelen een bijdrage leveren. Die invloed (het kopen van slaaf- en kinderarbeidvrij gemaakte producten) is in potentie groter dan menigeen denkt.

 

In het kader van de, soms gerechtvaardigde, scepsis ten aanzien van 'ontwikkelingshulp' legde Ovaa uit, dat de in India ontplooide activiteiten niet top-down vanuit het Westen aan Indiase partners worden opgelegd. De campagne heeft juist een in India lokaal ontworpen aanpak geadopteerd. Deze is vervolgens zelfs, na voorlichting binnen en door de campagne 'Stop Kinderabreid', model voor actie op plekken elders ter wereld geworden.